Om de futur simple te maken, neem je het hele werkwoord (de infinitief) en voeg je de uitgangen toe. Deze zijn:

Uitgang

je ai (spreek uit als é, niet è!

tu as

il/elle/on a

nous ons

vous ez

ils/elles ont

Ezelsbruggetje is dat het rijtje hetzelfde is als het werkwoord avoir, met uitzondering van de av- bij nous en vous.

Bij werkwoorden op -re valt de laatste e weg.

Frans zou Frans niet zijn zonder uitzonderingen (ze hebben andere "infinitieven"):

Ander "infinitief"

être ser-

avoir aur-

devoir devr-

savoir saur-

aller ir-

faire fer-

cueillir cueiller-

recevoir recevr-

vouloir voudr-

tenir tiendr-

venir viendr-

accueillir accueille-

pouvoir pourr-

voir verr-

courir courr-

mourir mourr-

envoyer enverr-